Skip to main content

HISTORIE

Foto Kasteel Elsloo 1931© Nationaal Archief / Collectie Spaarnestad/ANP/Leeflang

Deel 2. Aanleg Julianakanaal -Overlevering Hoebaer Fredrix

  • Afbeeldingen | Bron: kleurenfoto's Guus Peters. Zwart-wit foto's en ansichtkaarten uit de collectie van Streekmuseum Elsloo. © ©

Voor de aanleg van het Julianakanaal werden er in de beemden langs de Maas in Elsloo
door kinderen nog koeien gehoed, zoals dat eeuwenlang had plaatsgevonden. In december 2008 vroegen we een van deze kinderen Hoebaer Fredrix, 90 jaar oud naar zijn ervaringen als koeherder en naar andere herinneringen.
Hoebaer was 12 jaar (dus in 1930) toen hij in dienst trad bij de buren in de Maasberg de familie Lenssen (kasteelboerderij).

Hoebaer Fredrix (Foto Guus Peters)

In het voorjaar werd door Bours (opzichter op het kasteel, de beemden waren kasteelbezit) kavels uitgezet die door de notaris per opbod verpacht werden. De beemden waren geen afzonderlijke weilanden maar bestond uit een grote grasvlakte die eigendom van het kasteel was. De Jurgens verboden om in de beemden palen met prikkeldraad te zetten, dit omdat men hier vrij met de paarden moest kunnen galopperen.
De pachter  van die kavels kwamen uit Elsloo maar ook uit Geulle. Iedere pachter hooide zijn eigen kavel. Het voor een jaar pachten van een stuk beemd noemde men tousen. Later worden door Rijkswarterstaat ook kavels in de kanaaldijk verpacht.



Koeien in de beemden langs de Maas, een tijdloos beeld. (Foto Guus Peters)

De koeien werden alleen in het najaar gehoed. Tussen mei en september waren de koeien in de weilanden waar ze ook gemolken werden (om 07.00 s’morgens). Na de tweede hooioogst in oktober, die noemde men  “de groomendj”,  mocht iedereen zijn koeien hoeden op de beemden (naweiden). Alleen koeien werden gehoed. Geen andere dieren. Dat deden niet alleen boeren uit Elsloo, maar ook boeren uit het aan de beemden grenzende Geulle. Na het melken (daar begon men op de stal rond 08.00 mee) en het eten van de boterhammen dreef men dan de koeien de Maasberg af naar de beemden. Er was toen geen verkeer en de koeien liepen los over de straat en wisten vanzelf de weg. Als boeren die het vee hoeden op de beemden noemde  Hoebaer o.a de families Lenssen,  Fredrix (zijnde zijn eigen familie),  Lenaerts (Dorpstraat) en Vonken (Raadhuisstraat). Er kwamen geen koeien van Catsop en Terhagen. De afstand naar de beemden telde hierin mee. De boerderij van Vonken (nu de Bourgondische Hoeve) lag het verste van de beemden af.

Elsloo Kotem Aan de Maas anno 1890

Een foto gemaakt vanaf de Belgische maasoever richting Elsloo; we schatten tussen 1880-1900. Boven de bomen zie je nog net de toren van de St. Augustinuskerk. De huizen ervoor moesten later wijken voor de aanleg van het Julianakanaal. (Foto uit collectie Streekmuseum Elsloo)

Op de beemden nabij het (voormalig) veer was er een poel van ca 25 bij 10 meter. Hierin groeiden witsen (wilgetakken om manden te vlechten).  De koeien moest men uit de buurt van de poel houden. Het was hier te drassig en het water was slecht. Men liet de koeien daarom aan de Maas drinken. De grens van het weidegebied was de oude Maas tussen Elsloo en Geulle. De koeien van iedereen liepen gewoon door elkaar. De veehoeders (jongens en meisjes) verdreven de tijd met wat rondwandelen of een boekje lezen. Het eten had men bij zich.  Meestal was het mooi weer en lagen de kinderen (hoeders) bij elkaar in het gras (later in de in aanleg zijnde kanaaldijk).
Ook werd er niet gehoed in de drassige zuurbeemden nabij de bosrand. In dit vochtig gebied groeide zuur gras. Hooi van dit gras werd niet door de koeien maar wel door de paarden gegeten, althans als ze niets anders kregen. Hier liet men wel runderen lopen. Zuur gras groeide ook slecht.

Het begrip runderen dient hier een nadere verklaring. Runderen is eigenlijk de verzamelnaam voor alle koeien en stieren. In het dialect noemt men echter “rênjer” alle jonge koeien (vaarssen) en stieren die voor de slacht gemest werden. Runderen, “rênjer”,  werden in het algemeen in een weide gehouden. Die  moesten vet gemest worden.

Koeherder langs de Maas op de Koogreendj in Meers (Foto uit collectie Streekmuseum Elsloo)

Tussen mei en september stonden de koeien in de weilanden waar ze ook gemolken werden. Als de koeien “stief” (volgegeten) waren, was het tijd om terug te gaan (bij Lenssen naar de stal. Niet iedereen had een huisweide). Men dreef dan de koeien weer los naar huis. Iedereen wist precies welke koeien van hem waren. En de koeien wisten zelf de weg van en naar huis. Men hoefde niet veel te doen dan even te jagen en de koeien zochten verder zelf de weg. Rond 16.00 uur bij terugkomst werden weer boterhammen gegeten. Om 18.00 uur was het melktijd. S ‘avonds at men aardappels met uien en melksaus.

Tijdens de aanleg van het kanaal was er onder aan de Maasberg een dam met een doorgang naar de beemden die men gebruikte. Toen het kanaal klaar was ook de afstand te groot en liet men niet meer het vee hoeden op de beemden. In de oorlog werd de afstand nog veel groter omdat de brug kapot was en men over Geulle of Stein moest. 
Een traditie van duizenden jaren was hiermee ten einde gekomen.

Rijmpjes:
Zag men kinderen uit Geulle of  aan de overkant (ook met koeien) van de Maas dan riepen die van Elsloo:
-   Kômt euver dubbeltjes en meusheudjes (witte meibloemetjes) plökke. (de essentie van het rijmpje ontgaat ons overigens ook totaal)
-   Ljelikke Belsje boterpot, steak dich enne vinger in dien vot, steak 'm neet te wied, want dan bès tem kwiet.


Rijke Walen hadden het visrecht op de Belgische oever gepacht. Daar kwamen geen inwoners uit het nabij gelegen Kotem. Vissers aan de Maas bij Elsloo moedigden de kinderen aan om tegen die  Walen “hei cochon Wallon” te roepen.  De kinderen wisten helemaal niet dat dit Waals varken betekende maar merkten wel dat de Walen woest werden als ze dat riepen.
Kotem tegen Elsloo: Hollenjer, bollenjer, spekvraeter, koekoek

Elsloo tegen Geulle: Die van Gaol schiete op de paol, vaege ut weer aaf, zeen ze weer braaf.

Kinderen hadden overigens voor ieder treffen met kinderen uit buurdorpen rijmpjes bij de hand in Elsloo zijn verder overgeleverd:
In de Drie Kuilen riepen die van Stein tegen Elsloo:
Aelser prieje mit de metse in de sieje mit ut brwad op de nak, viva ut Aelser pak.
Een variant was: Aelser prieje, mit de metser in de zieje, mit de moel vol tenj, en de gaffel in de henj.
Opmerkelijk is dat men in dit rijmpje die van Elsloo nawijst het mes steeds paraat hebben, terwijl dit nu Stein nagewezen wordt. De schilder Frits Lemmens vertelde ons al dat “vreuger die van Stein de naam hauwe, maer veer (die van Elsloo) ut flikte”. Men noemde vechten  met een mes “de pokke zette”.

Elsloo riep tegen Stein: Die van Stein mit de lang bein, mit de korte rökskes, sprenge wie de bökskes.
Elsloo tegen Beek: Baek ut potje laek en es ut dan neet laek seen veer auch neet in Baek.
Elsloo tegen Geulle: Die van Gaol schiete op de paol, vaege ut weer aaf, sin ze weer braaf.
Niet bekend zijn rijmpjes uit Beek en Geulle op Elsloo. Heeft hier iemand weet van ?



Voor het veerhuis ligt een dam met rechts de doorgang naar het veer en de beemden (Foto uit collectie Streekmuseum Elsloo)


De doorgang door de dijk naar de beemden. Over de doorgang heen loopt een spoorbaan. (Foto uit collectie Streekmuseum Elsloo)

Gras maaien deed men 's morgens heel vroeg als het gedauwd had. Mijnwerkers die nog wat boerenbedrijf hadden, maaiden om 5.00  's morgens nog gras voordat ze naar de mijn gingen !

Vroeger moesten de kinderen die nog op de lagere school zaten meehelpen op het veld en boerderij. Een van de taken was het turen van vee. Als groenbemesting werden akkers van tijd tot tijd met klaver (kljae) bezaaid. Hier moesten de kinderen dan met de koeien naar toe gaan. Dat was na schooltijd en op de woensdagmiddag in de zomer. De koeien werden dan twee aan twee met kettingen verbonden en ieder kind kreeg een koppel. In de klaverwei stonden ijzeren paaltjes waar het koppel koeien aan vastgemaakt werd om hun actieradius te beperken.  Voor geiten en konijnen werd door degenen die geen land hadden langs wegen etc. gras “gekroed”. In de zomer stonden de koeien 's nachts in de huiswei.

Soms werden de koeien onrustig als ze gestoken werden door de vliegen die ook op de "koeieflatten" (koeievlaaien/poep) zaten, door horzels of bij onweer.  De koeien gingen dan “bizze” dan begonnen ze met opgestoken staart te rennen. Als je ze dan aan het leiden was, moest je ze snel loslaten anders werd je meegesleurd.

Ook de hamer lag daar bij of onder een heg. Niemand stal wat in het veld. Van lange staken werd dan met een doek een hutje gemaakt tegen de zon. Daar bleef men dan de hele tijd zitten. Men nam wat "strikwerk" (breiwerk) mee en wat te eten. Turen was meisjeswerk.

Jongens moesten op het veld werken of al bij een baas werken. Jongens hadden ook langer een vrij leven dan meisjes. Althans die een eigen boerenbedrijf hadden. Die gingen wel mee naar het veld maar hoefden nog niet veel te doen. De meisjes moesten veel eerder en meer werken. S’avonds sokken stoppen etc. Spinnen deed  men aan huis (in de oorlog mocht men niet buiten, zeker meisjes mochten in het algemeen s ’avonds niet van huis).  De jongens buurten wel s’ avonds bij elkaar en gingen kaarten of kattekwaad uithalen. Op zondagmorgen gingen de jongens “schröme”. De schröm was een streep waar men de centen naar toe wierp. Degene die z'n cent op de streep gooide, kreeg alle geld.

In de zuurbeemden, “Soerbaenje” (aan de kasteelkant van het kanaal)  nabij de Kromme dijk lag ook het eerste voelbalveld van Haslou. Op de voetbalschoenen liep men hierheen door het park. Om er te komen moest men over de beek springen.

Ze hadden ook een aanmoedigingslied met een vreemd einde:
“Daar onder in die beemden, daar speelt een voetbalclub. Het zijn de Haslou-jongens en het volk roept hup,hup. Ze schieten tegen de paal en daarna tegen de lat en op het einde van de wedstrijd heeft Haslou pech gehad (!).”

Foto: Voetballers in de oorlog (1943) “onger in de baendj”. Dit een gelegenheids “carnavals-voetbalteam, de bokjes”. Op de achtergrond kan men de kanaaldijk herkennen. (Foto uit collectie Streekmuseum Elsloo)

Foto: De beemden onder Elsloo met op de achtergrond de begroeing langs de “Auw Maas”. Met het ontgrinden in kader van het Grensmaasproject is dit beeld ook verdwenen. (Foto Guus Peters)

Wat "weetjes" van Hoebaer

  • De Maas stond hoger dan tegenwoordig. In de steilte tussen beemd en Maas zaten veel zwaluwen die in de oever hun nesten hadden. 
  • In de Molenbeek ging men wel eens “göve staeke” die zaten onder de stenen die men met een mes optilde. Die göve waren kleine visjes die men als aas gebruikte.
  • In koude winters verwarmde men brikke (bakstenen) in de oven en deed men deze in een oude zak of deken. Die werden de kinderen aan de voeten gelegd.
  • Op het Dorine Verschureplein was een drinkpoel.
  • Met een koe ploegde men 3 keer zo lang als met een paard. Ook kon men niet zo diep ploegen. Een ploeg voor een koe was een “schalm”. En ploeg voor een paard ploegde dieper en keerde de grond dat was een “wentelploeg”.
  • Poederkalk werd in Meerssen met kar en paard gehaald. De geinterviewde Hoebaer Fredrix haalde eens een vracht Samen met Miel Römers. 65 jaar geleden.

Rierbleumkes:
Dat waren ca 30 cm hoge planten waar kleine zaadbolletjes als luciferkopjes op zaten. Raakte men de planten aan dan sprongen de bolletjes weg. Zondags liepen de meisjes naar de beemd om rierbleumkes te plukken. Hier maakte men kransen van.

Knubbelen:
Op zondagmiddag werden door ca  6 personen een blokje op de weg gezet . Hierop werd door iedereen een cent gelegd. Met een mooie steen werd ombeurten op blokje gegooid en riep men kop of munt. Gooide men het blokje om dan kreeg je alle munten die met hetgeen men gezegd had boven lag.

Smokkelen:
- Men smokkelde veel voor de aanleg van het Julianakanaal
- Men kocht de waren in winkels in Kotem. Daar liep je tegenaan als men van het veer af Kotem binnenging.
- Een van zijn broers was ook smokkelaar. Hij werd gepakt en door de Nederlanders (!) voor drie maanden te werk gesteld in Bree (Belgie !)
- De Belgen deden niets tegen de smokkelaars. Die zagen ze graag komen.
- De waar werd in een band om het lichaam gebonden.
- Sommigen (zoals Lowieke Lenaerts) smokkelde door waterdichte zakken aan een touw de Maas over te halen.
- In Elsloo fungeerde Mechel van Zus (Gouder de Beauregard) die in de Schippersbeurs woonde als uitkijk. Als dounaniers de Maasberg afgingen floot zij op een fluit en waarschuwde daarmee de smokkelaars aan de Maas. Deze verstopten zich dan.
- Bij haar thuis “lag” het hele dorp inclusief de douaniers !
- De smokkelaars staken de Maas over bij de oude Maas. Daar was een doorwaadbare plaats Vervolgens ging men door de beemden naar het Hoge bos en vervolgens door het lage bos tot aan de Slakbeek. Daar stak men dan over naar de eigen tuinen.

Foto: De Schippersbeurs in 1935. Het trefpunt van zowel smokkelaars als douaniers! (Foto uit collectie Streekmuseum Elsloo)

Foto: Mechel staat in de deur. Haar man Lambert staat voor haar. Mechel was een legendarische vrouw, de beschermvrouwe van de smokkelaars uit Elsloo. Zij was het ook die de Duitsers waarschuwde, toen zij hun kanon bovenaan de Maasberg opstelden, niet op de bunkers aan de overkant van het kanaal te schieten omdat daar mensen in zaten: ”neet scheete,  dao zitte luu in !“ schijnt ze toen geroepen te hebben ! (Foto uit collectie Streekmuseum Elsloo)

- De vader van Hoebaer Fredrix, Gus, was vrachtrijder en boerde wat. Belangrijke vrachten waren geregeld vervoer van hooi en stro en varkens naar Maastricht in opdracht van grotere boeren zoals Willem Voncken. Retour nam hij voor de kleine winkels
regelmatig de waren mee terug die zij dan weer aan de inwoners doorverkochten.  
- Als zijn vader naar Maastricht ging dan vertrok hij in alle vroegte en was pas laat terug (vaak de klok rond).

Foto: de oude Maasberg (rond 1935). Rechts op de voorgrond het geboortehuis van Hoebaer Fredrix. (Foto uit collectie Streekmuseum Elsloo)

Hoebaer Fredrix (Foto Guus Peters)

Men moest met vrachten via het Seeckendaal en dan via de Rijksweg naar Maastricht. (met hoge vrachten kon men niet door de Eikskensweg) De Kruisberg was gevaarlijk om af te dalen. Men moest dan hevig remmen.

Vrachten:
-  Kolen halen op de mijn t.b.v. de mijnwerkers.
-  Rijden voor de gemeente.
-  Ook heeft zijn vader verteld dat hij vaker schepen tegen de stroom in langs de Maas van Meers tot Geulle heeft gesleept.
-  Het was een hele kunst om met paarden en kar in de Maasberg te manoeuvreren
-  Hoebaer heeft nog meegewerkt aan het bouwen van de grote keermuur in de Maasberg. Dat werd gedaan met ladders tegen de helling. Een moeizaam werk. Ook heeft hij palen met draad als afrastering langs Op de Berg geplaatst.

Het begin van het grote werk.
Het traject bij Elsloo zat Rijkswaterstaat danig in de maag. Een van de problemen
waar ze een oplossing voor moesten zoeken was de doorgraving van de Scharberg tussen Elsloo en Stein. Men vreesde afschuivingen van de hellingen naar de Maas vanwege
lagen met drijfzand in de hellingen.

Afbeelding: Gezien de opbouw van de lagen en eerdere ervaringen in Elsloo, was het gevaar van afschuiving  geen onterechte vrees. (H. Rouvroye, Streekmuseum de Schippersbeurs)

Er werden alternatieven bekeken waarvan een midden door  de bossen, Terhagen en vervolgens via de Driekuilenweg en vervolgens in een boog om Stein.
Tussen Urmond en Berg kwam men dan weer op het oorspronkelijke plan uit. Het tweede alternatief was nog rigoureuzer. Het kanaal zou dan door de hellingbossen, via de Dorpstraat (!) en dan door het Meldert naar Stein en dan vlak langs Stein naar Urmond. Maar ook dan zou men de drijfzandbanken niet kunnen vermijden en het tracé zou veel langer en dus duurder worden. Ook zou men een enorme hoeveelheid grond moeten zien te verwerken. Uiteindelijk zou men voor het traject 3, langs de Maas, kiezen en de problemen met het drijfzand en water tijdens de bouw oplossen.

Afbeelding: Streekmuseum de Schippersbeurs

Trace 1 liep midden door de kern. Wat de totale ondergang van het bos, Terhagen en het dorp had betekend.
Trace 2: Had de hele kern en Terhagen bespaard
Trace 3: Is het uitgevoerde traject. Heeft 1/3 van de kern gekost, maar het bos gespaard.

Voor Elsloo begon het allemaal serieus te worden met de volgende  afkondiging in het Staatsblad:
Wet van den 28sten April 1927, tot verklaring van het algemeen nut der onteigening van perceelen, erfdienstbaarheden en andere zakelijke rechten in den gemeenten Geulle, Elsloo en Roosteren noodig voor den aanleg van scheepvaartwegen c.a. in Zuid Limburg ingevolge de wet van 28 Juli 1921 Staatsblad no 1012 (Julianakanaal)

In 1927 kwamen “schatters” naar Elsloo die namens Rijkswaterstaat de waarde van grond en huizenbezit moesten vaststellen. (Stein, Berg en Urmonds kwamen pas later aan de beurt). Op de schatters en de komst van een kanaal zaten de Aelsenaere niet te wachten:
“Men kon zich ook niet indenken dat het mogelijk zou zijn om door de Scharberg met de “bikkel en schöp” heen te graven (van grote graafmachines had men geen weet).
En degene die het toch zou wagen met graven te beginnen zouden ze “kepot staeke”” En dat meenden ze !!! De mannen van Elsloo stonden toen niet bepaald als watjes bekend. Ook in Stein waren de gemoederen druk in beweging en heerste grote onrust onder de mensen.

Toen echter bekend werd hoe hoog uitkeringen zouden zijn, verdween alle weerstand. Het werk kon beginnen. Het gemeentehuis, de school en 43 huizen moesten afgebroken en elders herbouwd worden. Dat niet alleen ook alle verbindingen met Geulle, Meers, Stein en het veerpont op de Maas moesten omgelegd worden. Men begon in Elsloo in augustus 1929 en in 1935 was alles afgerond en werd het kanaal geopend.

Afbeelding: Elsloo 1895. Deze kaart geeft het hele gebied weer voor het graven van  het Julianakanaal


Interview Hoebair Fredrix 1918 - 2012

Een interview van Guus Peters (voor Docuz) uit 2009 met ras-Elsloonaar en richtige Maaskèntjer Hoebair Fredrix.
Hoebair overleed op 7-1-2012 op 93-jarige leeftijd.

Deel 1 

 

Deel 2 

 

Deel 3 

 

Deel 4 

 

Laat reactieformulier zien